Tijdens het televisieprogramma Mooi! Weer De Leeuw komt een streaker de studio in gerend. Hoewel ‘streaker’… hij heeft in zijn lafheid nog een goed verhullende onderbroek aan. Paul de Leeuw zit op dat moment midden in een telefoongesprek. Hij onderbreekt het gesprek en sommeert de streaker: ‘Blijf staan, ik kom zo bij je, dan krijg je alle tijd die je nodig hebt.’ Vervolgens maakt hij in alle rust het telefoongesprek af. De streaker staat ondertussen verbouwereerd en netjes op zijn beurt te wachten. Als De Leeuw klaar is met het telefoongesprek trekt hij de naaktloper bij zich op schoot. ‘Zo, vertel nu maar eens wat jij met dat dierenleed bedoelt,’ zegt hij, ‘ik wil weleens weten wat voor vlees ik in de kuip heb. Jij bent begonnen, dan moet je ook echt streaken.’ Vervolgens rukt De Leeuw onder gejoel van het publiek de man zijn onderbroek van het lijf. Beschaamd rent de streaker de studio uit.
Een streaker tijdens een live-uitzending betekent in de regel een probleem. Door met de situatie mee te buigen, er ja-en tegen te zeggen, wist Paul de Leeuw het probleem echter behendig te transformeren in een nieuwe mogelijkheid. Iets wat eerst een onderbreking van het programma betekende veranderde moeiteloos in een onderdeel van het programma. Sterker nog, het was misschien wel het hoogtepunt van het programma: van het fragment met de streaker zijn tientallen versies te vinden op YouTube en het is honderdduizenden keren bekeken. De streaker zorgde voor toptelevisie.
Het voorbeeld van de streaker geeft kort en bondig weer wat de techniek van het omdenken beoogt. Door op een andere manier met een probleem om te gaan, zijn we in staat er ons voordeel mee te doen. Het omdenken van de werkelijkheid is een soort psychologische jiujitsu. Net zoals je in een gevecht de krachten van een tegenstander in jouw voordeel kunt leren gebruiken, kun je leren de kracht van het probleem in je eigen voordeel te laten werken. Om die reden gaat omdenken per definitie gepaard met een paradoxale ingreep in de werkelijkheid. Je gaat niet zelf in gevecht met het probleem, je laat het probleem met zichzelf in gevecht gaan.
Een ander voorbeeld dat ik wil aanhalen gaat over een pasgetrouwd stel van wie de man tot zijn 31e bij zijn ouders heeft gewoond. Ondanks het feit dat het jonge echtpaar meer dan 150 kilometer bij zijn ouders vandaan ging wonen, kwamen die elke twee weken op bezoek met emmers, dweilen en poetsdoeken. Ongevraagd maakten ze het huis grondig schoon. Het jonge stel vond dat uiteraard niet prettig en ruimde van tevoren alles op en maakte extra schoon, om maar te voorkomen dat de ouders wat aan te merken zouden hebben. Desondanks bleken de ouders altijd wel iets te vinden wat hun aanleiding gaf om zich uitvoerig te beklagen over de zwijnenstal die het stel er elke keer van wist te maken. Ten einde raad schakelden de jonggehuwden de hulp in van psychiater Paul Watzlawick. Wat te doen? Watzlawick was een ongebruikelijke psychiater. Hij gaf hun het advies om bij het eerstvolgende bezoek van de ouders van tevoren niet op te ruimen. Sterker nog, hoe meer troep, hoe beter. Als de ouders daarna aan het werk zouden gaan, zou het jonge stel dat als een volkomen vanzelfsprekendheid moeten ondergaan, zonder zelf ook maar een vinger uit te steken. Alsof het de normaalste zaak van de wereld was dat ouders zich voor hun kinderen een slag in de rondte werken. Zo gezegd, zo gedaan. Het weekend dat de ouders op bezoek kwamen was het huis een grote puinhoop. Rekeningen slingerden ongeopend rond, kleding lag ongewassen door het huis, overal was het vies en smerig. De ouders werkten zich het hele weekend in het zweet om het huis aan kant te maken om ten slotte op zondagavond met gierende banden naar huis te scheuren. ‘Dachten die kinderen soms dat ze gek waren! Dit is de laatste keer geweest dat we ze komen helpen. Ze bekijken het maar!’
De reactie van Paul de Leeuw en de opstelling van het jonge echtpaar zijn ongebruikelijke reacties. Ze lijken op een vreemde manier het effect te hebben dat we met verstandig of logisch gedrag niet kunnen bereiken. Alhoewel ze beiden van creativiteit en vindingrijkheid getuigen, en het dus lijkt alsof je uiterst creatief moet zijn om zo’n reactie te verzinnen, voldoen ze beiden aan een aantal logische denkstappen, die te begrijpen en (vooral) niet zo heel erg moeilijk toe te passen zijn. Je moet alleen op een andere manier naar de werkelijkheid leren kijken.
Om te beginnen: in beide gevallen wordt het probleem op de een of andere manier volkomen genegeerd. Zowel Watzlawick als Paul de Leeuw lijken te weigeren op het probleem te reageren. Sterker nog, ze doen lachend alsof er helemaal geen probleem is, alsof ze genieten van de situatie. Die reactie is ongebruikelijk. In de meeste gevallen, als er iets gebeurt wat we niet willen, leidt dat bijna per definitie tot weerstand, tot een ja-maar-reactie.
Een streaker die schreeuwend een live-uitzending in loopt? Ja, maar dat kan toch niet? Hou hem tegen! Zorg dat het niet gebeurt.
Ouders die zich om de twee weken bovenmatig met hun kinderen bemoeien? Ja, maar dat doe je toch niet? Ga met ze praten! Los het op.
Maar… met die ‘ja-maar’ brengen we een beperking aan in de werkelijkheid. Een voorwaarde. We definiëren daarmee hoe de werkelijkheid volgens ons zou moeten zijn. ‘Je kunt wel een goede ouder willen zijn, maar…’ En vervolgens willen we onze ouders als het ware terugduwen in het positieve model dat wij ooit gemaakt hebben van ‘goede ouders’. Zo zouden we ook de streaker het liefst netjes in de kleren in het publiek zetten. We willen de werkelijkheid als het ware repareren. Het gevolg? Onze eigen denkbeelden maken dat we een situatie als een probleem ervaren. Het probleem zit niet zozeer in de werkelijkheid, maar in ons hoofd. Het is zoals Einstein eens verwoordde: ‘Binnen de definitie van een probleem is een probleem per definitie onoplosbaar’. Onze ja-maars, onze eigen definities van hoe de wereld zou moeten zijn, zijn medeveroorzakers en instandhouders van het probleem. Het is de kunst om, zoals dat met een mooi woord heet, buiten-de-box te leren denken. Buiten de grenzen van je eigen beperkingen. En laten we wel wezen, zo vreemd is dat niet. Want wie bepaalt wat goede ouders zijn, of hoe publiek in een studio zich hoort te gedragen? Zijn daar vaste regels en wetten voor? Buiten-de-box-denken begint met het loslaten van het beeld van wat zou moeten zijn en open te staan voor wat zou kunnen zijn.
Dat lijkt een subtiel verschil (van moeten naar kunnen), maar de consequenties van die verschuiving zijn groots. Het opent de wereld van de mogelijkheden.
Door anders te kijken naar de werkelijkheid hebben we de eerste stap van het omdenken gezet: de stap van ‘ja-maar’ naar ‘ja’. Zeg letterlijk ‘ja’ tegen dat wat is. Dus: dat ouders de neiging hebben zich ermee te bemoeien is geen probleem, het is een gegeven. Een feit. Een onontkoombare werkelijkheid. En laten we wel wezen, dat is wel zo verstandig, want je kunt veel zeggen over de werkelijkheid, maar wat er is, is er nu eenmaal. Leg je er maar bij neer, het scheelt een hele hoop gedoe.
Stap één: maak van een probleem een feit. Deconstructiefase
Maar ja, bemoeizieke ouders, wat heb je daar nou aan? Je kunt je er wel bij neerleggen, maar wat schiet je daarmee op? Maar daarna komt het paradoxale en creatieve ja-en-moment en kun je een nieuwe mogelijkheid creëren. Maak er actief gebruik van. Dus als ouders zich met het huishouden bemoeien is dat geen probleem, geen gegeven. Nee, het is… de bedoeling!
Vooralsnog slaat dat natuurlijk nergens op. Het brengt ons denken in de war. Het lijkt strijdig met ons gevoel voor logica, want hoe kan het zo zijn dat de bemoeiziekte van ouders precies de bedoeling is? Dat lijkt toch onverenigbaar? Dat is toch als olie en water? Ons denken heeft echter het fantastische vermogen ogenschijnlijke tegenstellingen op hoger niveau tot nieuwe samenhang te brengen. En zo zou je weleens op de vondst kunnen komen van Watzlawick; de ouders juist laten helpen.
Stap twee: maak van het feit een mogelijkheid. Constructiefase
Samengevat… De techniek van het omdenken bestaat uit twee stappen. De eerste stap (van probleem naar feit) zou je de deconstructie kunnen noemen. Van ja-maar naar ja. Je deconstrueert een probleem tot feiten: je haalt wat-er-zou-moeten-zijn van het probleem af en houdt wat-er-is over. Je zult in de loop van dit boek merken dat dit proces af en toe heftig kan verlopen. Het is net zoiets als met een notenkraker een weerbarstige noot openbreken: de hardheid van de noot is gelijk aan de stelligheid waarmee je aan je eigen vastgeroeste meningen en oordelen vasthoudt over hoe de werkelijkheid zou – moeten – zijn.
De tweede stap van de techniek van het omdenken bestaat uit het creëren van een nieuwe mogelijkheid op basis van de bestaande feiten. Van ja naar ja-en. Wat je doet is ‘picking up the pieces’, de scherven bijeenvegen, de kale feiten in ogenschouw nemen en onderzoeken wat je daarmee kunt doen. Deze fase, die de transformatie van feit naar mogelijkheid betekent, kun je de fase van de constructie noemen.
Omdenken is soms ingewikkeld, pijnlijk en tijdrovend. Het kan gepaard gaan met rouw, verdriet en weerstand. Op die momenten hebben we geduld, volharding en vertrouwen nodig om ons doel te bereiken. Maar soms gaat omdenken ook verrassend gemakkelijk. Dan heeft het meer weg van een zeepbel die openspat. Dat geeft het huh-gevoel waarnaar dit boek is vernoemd. Een vreemdsoortige mengeling van ‘zou het waar zijn, is het echt zo simpel?’ en ‘hoe kan ik zo stom zijn, waarom heb ik dit niet veel eerder gezien?’.
Omdenken is geen wiskundige formule. Het is meer een kunde, een meesterschap. Alleen door het te doen krijg je het onder de knie. In die zin is het vergelijkbaar met pianospelen. Alleen door jarenlang te oefenen krijg je het letterlijk in je vingers. Pianospelers moeten voortdurend aan hun techniek werken. Vanwege dat element, voortdurend oefenen, spreek ik van de techniek van het omdenken.
Omdenken is een techniek, maar een techniek kent meerdere instrumenten. Net zoals er meerdere wegen zijn om Rome te bereiken. Het is de kunst om per keer en per situatie te bedenken wat de beste weg is. Om die soepelheid van handelen te benadrukken is het woord strategie beter van toepassing. De term strategie is ontleend aan de oorlogsvoering. In sommige situaties is het het effectiefst aan te vallen of te verdedigen, maar op andere momenten kan wachten, overleggen of onderhandelen de beste strategie zijn, afhankelijk van de situatie. Oorlogsvoering vereist strategisch inzicht. Zo kent ook de techniek van het omdenken meerdere strategieën. In totaal beschrijft dit boek vijftien strategieën van het omdenken. Sommige van die strategieën hebben vooral betrekking op de deconstructiefase. Dat zijn strategieën waarbij de nadruk ligt op het onttakelen, ontrafelen of ontmantelen van het probleem. Andere strategieën hebben vooral betrekking op de constructiefase. Zij geven je middelen in handen om iets nieuws te creëren op basis van een bestaande werkelijkheid.
Tot slot, als je gaat reizen neem je een aantal dingen mee: proviand voor de eerste dag, geld of een creditcard, kleding, een paspoort. Dat soort dingen. Ook voor de reis van het omdenken geldt dat enige bagage noodzakelijk is. Een aantal basisinzichten. Om die reden bestaat dit boek uit twee delen. Een eerste deel dat gezien kan worden als het vergaren van de lichte bagage, de basisinzichten. Het tweede deel is de reis zelf en beschrijft de vijftien strategieën
Uit:
Ja-maar® … huh?!
Berthold Gunster
De techniek van het omdenken
A.W. Bruna Uitgevers B.V., Utrecht